Vergunning voor ontgronden

Ontgronden betekent dat u de grond op een plek verandert. Bijvoorbeeld als u zand, klei of grind uit de grond haalt of als u de bodem van een sloot of plas verlaagt. Dit kan tijdelijk zijn of voor altijd.

Er zijn twee soorten ontgronding

  • Primaire ontgronding: u haalt grondstoffen uit de bodem zoals zand of klei.
  • Secundaire ontgronding: u graaft in de grond om ruimte te maken voor iets anders zoals een weg, gebouw of natuurgebied.

Volgens de Omgevingswet kunt u niet zomaar een stuk ontgronden. Meestal heeft u hiervoor een omgevingsvergunning nodig. In sommige gevallen is een vergunning niet nodig. De uitzonderingen staan op de website van Besluit activiteiten leefomgeving. Valt uw activiteiten niet onder deze uitzonderingen? Dan moet u een vergunning aanvragen. De aanvraag duurt 8 weken.

Een vergunning wordt alleen gegeven als uw plan past bij deze doelen die hiervoor zijn opgesteld:

  • het beschermen van de omgeving (zoals water en natuur);
  • en het goed gebruiken van de ruimte.

Er wordt gekeken naar:

  • de veiligheid van het werk;
  • hoe het gebied wordt ingericht en beheerd;
  • of het past bij het omgevingsplan;
  • wat de gevolgen zijn voor het water in de omgeving.

Er kunnen regels en voorwaarden aan de vergunning worden verbonden. Bijvoorbeeld om schade aan natuur of water te voorkomen. Andere wetten kunnen soms ook gelden.

U moet de volgende onderdelen aanleveren bij de aanvraag voor een vergunning:

  • hoe en waar u gaat graven;
  • hoe diep u graaft (met een tekening);
  • hoeveel grond u denkt weg te halen (in kubieke meters);
  • wat gebeurt er met de afgegraven grond.

U kunt een ontgrondingsvergunning aanvragen via het Omgevingsloket.